dinsdag, januari 31, 2006

Synopsis

Het gegeven: een schrijver en drank.

Je zou kunnen denken aan een schrijver die zijn drankmisbruik te lijf gaat door er een verhaal over te schrijven. Of het hem vervolgens lukt, of dat hij uiteindelijk juist in complete dronkenschap een mislukt manuscript in een lege fles stopt en in zee gooit, is nog open voor discussie.
Ook kan gedacht worden aan een schrijver die tijdens het werken aan een nieuwe roman in een neerwaartse drankspiraal terecht komt. Misschien probeert hij dit vol schaamte voor zijn omgeving te verbergen. Anders om kan hij zijn drankprobleem ook juist heel uitbundig botvieren.

Maar nee, alleen een Hongaarse regisseur kan bedenken dat een schrijver die drinkt zich realiseert dat hij iets zal moeten schrijven om te kunnen blijven drinken.

zondag, januari 29, 2006

Platteland

De man met verweerde handen, wilde haardos en grijze kabeltrui werd poëtisch gevraagd of hij nog steeds in het oude noorden woonde. Hij antwoorde bevestigend en ik begreep het.

Deze man woont niet in het 'hoge noorden' of in het noorden van het land. Hij woont een eind buiten het dorpje waarvan nooit iemand de naam onthoudt en waar nooit ruilverkaveling heeft plaatsgevonden. Daar heeft hij een arbeidershuisje, omringd door velden en boomwallen. Hij is kunstenaar en hij reist veel. Dan houden ze van de boerderij tweehonderd meter verderop een oogje in het zeil. En als hij dan na een maand ofzo weer terug komt, dan zingt hij in het dorpscafé zijn verhalen en hij begeleidt zichzelf dan op vreemde instrumenten. Als je er bij stilstaat, is het welhaast ongelofelijk dat zulke plekken nog altijd bestaan.

Dat het Oude Noorden een stadswijk in Rotterdam is, was me even ontgaan.

vrijdag, januari 27, 2006

Nachtwandeling

Doordat de nachttrein niet op tussengelegen stations stopt, loop ik naar huis. De eerste vijf minuten werd ik nog vergezeld door een paar medereizigers. Nu ben ik door mijn route en tempo alleen.

Met de wind in de rug ga ik door straatjes die overdag gezellig rommelig en druk zijn. 's Nachts zie je echter dat het eigenlijk meer verval en armoede is. De kleine winkeltjes met afbladderende gevels zijn hermetisch afgeloten door rolluiken en de stoepen zijn schots en scheef en bezaaid met troep. Ik steek een kruising over. De stilte wordt even doorbroken door iemand die in de verte roept en door een langsrijdende auto. Mijn weg voert in een praktisch rechte lijn van het station naar huis. Waar de ene straat ophoudt, ligt de volgende in het verlengde. Inmiddels zijn er nog maar nauwelijks winkelpanden. Schaarsverlichte appartementenblokken vormen nu het decor. Achter mij hoor ik weer iemand roepen. Over mijn schouwder zie ik zo'n honderd meter terug iemand op de kruising staan. Ik houd de pas er in. Nog twee straten en dan ben ik thuis. De wind voert van achter een schel gefluit mee en dan weer roepen. Hij wil mijn aandacht en hij loopt mee.

Het roepen en fluiten houdt aan, maar wordt wel zachter. Ik ga de brug over en wanneer ik vervolgens de hoek om ga is de stilte inmiddels weergekeerd.

dinsdag, januari 24, 2006

Indruk

Even wat dingen op een rijtje zetten:

Mijn lief was al vertrokken toen ik vanochtend wakker werd. Vanaf elf uur tot vanavond een uur of zeven heb ik zonder succes geprobeerd iemand telefonisch te bereiken. Een buurjongetje banjerde dwars door onze tuin, ook al stond ik pal voor het raam. Ondanks mijn mailtje en ondanks de berichtjes die ik bij de secretaresse achterliet werd ik niet terug gebeld. In het verkeer werd ik van de sokken gereden en in de supermarkt voor de voeten gelopen. Tegen alle regels in kon ik zomaar met m'n jas aan en een tas bij me dwars door de bibliotheek lopen.

Volgens mij was ik er vandaag niet.

zondag, januari 22, 2006

Arbeidsperspectief

Ik heb ooit een kort moment gedacht dat ik ingenieur bij de NASA wilde worden. Daarvoor zou je namelijk tot na je veertigste moeten studeren. Andere ambities uit mijn jeugd herinner ik me niet meer.

Of ik een baan had; wat voor baan ik had; wat voor werk ik deed. De drie vragen werden in één salvo op me afgevuurd. En kort daarop volgden op gelijke wijze: 'Verdien je daar ook wat mee? Hoeveel verdien je daar mee? Je verdient daar zeker ook wel eens wat mee?' Nog voor ik een antwoord begon te formuleren realliseerde ik me dat dit onbegonnen werk was. Anderzijds ervoer ik het als een opluchting dat ik tegenover mijn gesprekspartner niet semi-enthousiast hoefde te gaan lopen netwerken en al evenmin een antwoord zou hoeven te verzinnen op de eeuwige vraag: 'en, waar ben jij mee bezig?' Dit was de vader van een oude schoolvriend en hij wilde alleen maar horen dat het goed ging met mij en mijn lief.

Kleine Ahmet staat me bij thuiskomst op te wachten en vraagt duidend op mijn koffer waar ik geweest ben. Daarna vraagt hij wat ik dan voor werk doe. En met dit logje voor ogen zeg ik maar dat ik schrijf.

vrijdag, januari 20, 2006

'En passant'

Twee studenten lopen langs Christine Le Duc, zegt de een tegen de ander: 'He kijk, er zijn wijven binnen.'

woensdag, januari 11, 2006

Nederlaag

Mijn plannen en voornemens voor vandaag zijn na het ontbijt geruisloos verdwenen en er is iets voor in de plaats gekomen dat je 'lamlendig genoegen' kunt noemen. Vol passie geef ik me over aan nergens van willen genieten. Ik vind het wel best zo, maar ik weet dat mijn lief daar anders over denkt.

Hoewel ik daarom probeer opgewekt over te komen wanneer ze thuis komt, heeft mijn lief direct door hoe de zaak er voor staat. Zonder dralen gaat ze over tot de aanval: Uit de cd-collectie wordt vrolijke muziek gevist; de waterkoker gaat aan voor een kop soep; ze vertelt een paar leuke anekdotes en maakt een snelle en lekkere maaltijd. Ik verzet me manmoedig door alles zo gelaten mogelijk over me heen te laten komen. De barst die ze na het eten in mijn verdediging slaat door koffie en chocola te serveren, weet ik ter nauwer nood te herstellen door tergend langzaam de afwasmachine in te ruimen. Daarna moet mijn lief nog wat lezen en schrijven voor morgen en zo krijg ik mooi de gelegenheid om me op te maken voor haar laatste en beslissende aanval die later op de avond zal komen. Ik drink bier en hang voor de tv.

Hoewel ik zo ongeïnteresseerd mogelijk doe, kruipt ze dicht tegen me aan. Ze fluistert me lieve dingen toe en ze maakt flauwe grapjes. Ik heb me voorgenomen om dit keer niet toe te geven aan haar strelende handen en al het andere. Maar dan beginnen vreugde en geluk zich met mijn genot te verenigen en ik weet dat verder verzet nu zinloos is.

vrijdag, januari 06, 2006

Vreugde

Terwijl ik me door de nauwe achterafstraatjes richting centrum haast, zie ik in mijn ooghoek Anna en haar broertje Guy op de stoep lopen. Ik heb nu even geen zin in gezellig doen en fiets door. Met mijn fel geschilderde fiets spring ik echter gemakkelijk in het oog en achter mij roept een vrolijke kinderstem mijn naam.

Anna woont met haar broertje en haar moeder tegenover ons op drie hoog. 's Zomers als we op het terras zitten komt ze er wel eens bij staan voor een babbeltje; vervaarlijk balancerend op de vensterbank aan de overkant van de straat. Wat je vanaf ons van het interieur kunt zien is een enorme chaos en de eerste keer dat ik Anna's moeder ontmoette, dacht ik dat ze een drugsprobleem had. Inmiddels weet ik dat ze uitsluitend drinkt. Verder is er zo nu en dan een man in huis, waarvan het me nog niet duidelijk is of het nu de huidige vriend of de ex van Anna's moeder is. Guy tenslotte, gaat 's ochtends met een busje naar school en wordt later denk ik een geweldenaar. Vaak zie ik de kinderen 's avonds hun eten halen bij de snackbar aan het einde van de straat of bij de pizzaboer aan de andere kant.

Met haar roze bontlaarsjes, gewatteerde helderrode jasje en regenboogsjaal komt Anna blij op me toe gehuppeld. Ik vraag hoe het gaat. 'Heel goed!' is het stralende antwoord. 'Ik ga vandaag voor het eerst naar de bibliotheek!'

zondag, januari 01, 2006

Vuurwerk

's Avonds hadden we nog nietsvermoedend gebarbequed en eerst wilde het tumult van de nieuwe ochtend eigenlijk niet eens tot me doordringen. Het schemerde nog en ik dacht dat ik droomde.
Het lawaai hield echter aan en ik begon aandachtiger te luisteren: kraaiende hanen, blaffende honden, véél honden en enorm veel geknal als van vuurwerk. Mijn lief stond al bij het open raam en keek naar een dichte mist, van waarachter de zon rood-oranje opsteeg. 'Jagers' zei ze en ik hoorde nu ook de opgewonden mannenstemmen die elkaar toeriepen en hun honden aanspoorden. Het moest daar buiten een geweldig spektakel zijn; hier was weken naar uitgekeken. Over de velden zag ik een groep duiven alle kanten opgejaagd worden door geweervuur en dolenthousiaste jachthonden. 's Middags zag ik op diverse terrasjes in groen geklede mannen met hun gekoesterde buit.
Opnieuw zie ik duiven door kruitdampen vliegen en in tegenstelling tot de vorige keer ben ik doordrongen van de zinloosheid van het tafereel. Het feestvieren voelt betekenisloos en de gelukwensen hol. Morgen is weer een dag als alle anderen. Hoe anders was dat bij het ontwaken op één september in Toscane.