dinsdag, mei 30, 2006

Bemoeizucht

Het beestje zal te laag aan zijn komen vliegen voor het vaste plekje onder de brug. Het zal een heel gespetter zijn geweest. De klapperende vleugels, het opspattende water, het lijfje dat een aantal maal bijna weer uit het water loskwam. Misschien kunnen duiven wel heel angstig piepen.

Nu de duif zo'n vijftig meter van de brug is afgedreven lijkt niemand er in ieder geval acht op te slaan, zo tussen het andere vuil in de stadsgracht. Het is net een vreemd soort eend die wat te diep in het water ligt. Of misschien is het beestje wel rustig wat aan het spelevaren; zo nu en dan met de vleugels wat sturend om niet tegen de kant op te drijven.

Ik vind het mooi; een stukje natuur waar niemand een vinger naar uitsteekt.

zaterdag, mei 20, 2006

Trip

Ik denk dat ik even het spoor bijster ben.

Ik zit hier op een zaterdagavond op de bank, met een van de beste abdijbieren die ik ken. Zo een waarvan je na twee glazen de kloosterklokken hoort beieren. De koker met 'sour cream & onion' waar ik van eet, is halal en komt via Maleisië uit Indonesië en Singapore Bahrein, de Filipijnen en Australië hebben er ook nog wat mee te maken. Ondertussen is er op televisie een klassieker uit de jaren zestig. Veel verwarrende cut's, hallucinante shots, een heerlijke soundtrack en een onnavolgbaar eind. En mijn lief loopt door de kamer en is druk bezig met dingen waarvan ze vindt dat ze geregeld moeten worden voor morgenochtend.

Ik begrijp het.

vrijdag, mei 19, 2006

Vondst

Van de heer O. mocht ik ‘het koffertje van oom Karel’ mee naar huis nemen om te kijken of er bruikbare documenten in zaten. Dat viel dus wat tegen. Maar de door een onbekende schrijfster in haar memoires gehanteerde schrijfstijl maakte veel goed:

‘Tante Keetje, over wie een familieliedje zingt: ‘Och herejeetje, die tante Keetje, die viel op haar tra-la-tràlalalatràlala-là’, overleed terwijl Toos op haar verzoek de Mondscheinsonate van Beethoven fortissimo denderde. Toos speelde nl, dat moet van haar gezegd worden, zeer goed piano, maar met de aanslag van een dragonder.’

Acht gestencilde kantjes vol vermakelijkheden die ongebruikt in het koffertje blijven liggen.

dinsdag, mei 16, 2006

Jaar van onderscheid

Het was voorjaar, het werd zomer, herfst en winter en toen was er een jaar voorbij.
Door het mooie weer verplaatst het leven zich weer naar buiten. De kinderen spelen nóg meer buiten en de volwassenen zitten 's avonds gezellig op het muurtje. Wanneer ik in de keuken ben, laat ik de achterdeur open staan en net als vorig jaar hebben Ahmet, Jusuf en bijvoorbeeld Hamza dat heel snel in de gaten. Terwijl ik knoflook en tomaten snijd, babbel ik wat met de jochies bij me in de keuken. We hebben het over wat ze vandaag op school geleerd hebben en dat soort dingen. En ze beginnen over het feest dat we vorig jaar hielden, waarbij zij ook aanwezig waren en hoe leuk dat toen was, met taart en drinken en muziek. Bij Jusuf thuis hebben ze ook een feest gehouden, maar bij Ahmet niet want, zo vertelt Jusuf: 'Dat is voor zijn familie haram; voor ons niet.'
Vorig jaar kwam Jusuf nog niet verder dan: 'Turken drinken geen bier.'

zaterdag, mei 13, 2006

No such place

Wat er precies gebeurde tijdens die wandeling heb ik nooit begrepen, maar in mijn aantekeningen er over staat iets over een telefoon en eenden:

Het was winter, het was laat en het had net gesneeuwd. Ik was te voet en bijna thuis. Bij de vijver was een telefooncel en inplaats van zondermeer door te lopen, ging ik naar binnen. Ik nam de horen van de haak en ik luisterde. Zo ben ik daar denk ik een minuut ofzo blijven staan; wachtend op iets. Maar er gebeurde niets. Toen achter mij een paar eenden in een wak begonnen te kwaken ben ik maar doorgelopen.

Tijdruimtediscontinuïteit zou deze gebeurtenis kunnen verklaren, aangezien vandeweek laat op de avond in een verduisterd dorp een openbare telefoon voor me rinkelde, zonder dat ik er was.

dinsdag, mei 09, 2006

Pelgrimeren

Het gebeurt niet dagelijks dat ik naar een klooster ga. Zoiets moet je met de nodige zorg en aandacht doen.

De abdij ligt in een dunbevolkt gebied; de dorpjes waar we doorheen rijden zijn zelden groter dan onze achteruitkijkspiegel. De zon schijnt en maakt onze bedevaart door het zachtglooiende landschap tot iets feestelijks. In de gaarden bloeien de vruchtbomen en op het veld staan pinksterbloemen en koolzaad. We maken een kleine omweg om een dronken lifter in deplorabele staat thuis te brengen bij zijn weduw-moeder. Het aanbod om binnen nog iets te komen drinken slaan we echter vriendelijk af; de paters wachten op ons. Het laatste stuk van de reis kronkelt zich een weg door het bos en dan eindelijk komen we bij het kunstmatige meer met de witte zwanen en aan de overzijde het eeuwenoude kloostercomplex. Een parkeerplek blijkt geen enkel probleem en de weg naar binnen is ons bekend.

Vier minuten later zijn we weer onderweg naar huis en als pelgrimsinsigne liggen in de achterbak een kist abdijbier en twee bijpassende bokalen.