dinsdag, mei 09, 2006

Pelgrimeren

Het gebeurt niet dagelijks dat ik naar een klooster ga. Zoiets moet je met de nodige zorg en aandacht doen.

De abdij ligt in een dunbevolkt gebied; de dorpjes waar we doorheen rijden zijn zelden groter dan onze achteruitkijkspiegel. De zon schijnt en maakt onze bedevaart door het zachtglooiende landschap tot iets feestelijks. In de gaarden bloeien de vruchtbomen en op het veld staan pinksterbloemen en koolzaad. We maken een kleine omweg om een dronken lifter in deplorabele staat thuis te brengen bij zijn weduw-moeder. Het aanbod om binnen nog iets te komen drinken slaan we echter vriendelijk af; de paters wachten op ons. Het laatste stuk van de reis kronkelt zich een weg door het bos en dan eindelijk komen we bij het kunstmatige meer met de witte zwanen en aan de overzijde het eeuwenoude kloostercomplex. Een parkeerplek blijkt geen enkel probleem en de weg naar binnen is ons bekend.

Vier minuten later zijn we weer onderweg naar huis en als pelgrimsinsigne liggen in de achterbak een kist abdijbier en twee bijpassende bokalen.