donderdag, oktober 13, 2005

Veldverslag 2: Verbeelding.

Vanochtend bij het verdelen van de taken ben ik bij de graafmachine gezet. Terwijl Jouke een volgende put open trekt, moet ik er op toezien dat er geen vondsten verloren gaan en dat de blootgelegde sporen ingekrast worden.

Het is nauwelijks uit te leggen, maar ik kan dol enthousiast worden van plotselinge bodemverkleuringen. Langgerekte donkere, of zelfs maar íets donkereder banen in de grijze klei, grote ronde cirkels of vierkanten en kleinere ronde vlekken. Voor mij zijn het oude sloten, kuilen, waterputten en paalgaten. Met iedere hap aarde die behoedzaam verweiderd wordt, komt voor mij een stuk verleden bloot te liggen. Perceelscheidingen, afvalkuilen, waterlopen en boerderijen; het verrijst voor mijn geestesoog uit de vette klei. En wanneer dan dwarsdoorsnedes van de verschillende vlekken worden gemaakt, wordt het verhaal nóg mooier: je ziet hoe de sloot gelopen heeft en hoe hij langzaam is dichtgeslibt of juist ineens gedempt is, hoe een kuil precies gegraven is, of welke palen dragend of slechts ondersteunende waren in een constructie.

Wanneer een nieuwsgierige voorbijganger vraagt of ik nog wat gevonden heb, toon ik hem achteloos het vondstenbakje. De mooiste vondsten, die stil in de bodem van de put afgetekend liggen houd ik echter voor mezelf.

2 Comments:

Anonymous Anoniem said...

Wat zijn wij méér dan een nieuwsgierige voorbijganger ?

7:51 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

@Maria; In wat er niet gezegd wordt -de stilte- ligt de boodschap. Net als in de puntjes van H. Pinter.

7:54 a.m.  

Een reactie posten

<< Home