maandag, maart 24, 2008

Terugreis

Als je thuis komt doe je je jas uit. Buiten is het koud en guur. Binnen brandt de kachel en is het droog.
Ik droomde dat ik weer thuis was in het land van mijn jeugd. De luchten zijn er hoog maar zwaar en de aarde is er vlak. Hoogteverschillen zijn hier een blijk van menselijke koppigheid. Wie niet voor de zee wilde wijken, ging op een hoop huisvuil wonen of bouwde dijkjes. Terwijl ik met oude bekenden praat komen de binnensmondse klanken en het zwijgen van vroeger als vanzelf weer terug. De wind zou immers toch maar alle nuance uit mijn woorden blazen. Ook de starre trekken in mijn gezicht en schouders vallen moeiteloos terug op hun plaats; geholpen door de striemende regen en de mij omringende voorbeelden. Iemand wijst op mijn schoenen die wegzakken in de klei en er worden laarzen voor me gehaald.
Uren later wordt ik wakker wanneer de trein het eindstation binnen rijdt. Het boekenweekgeschenk houd ik nog in mijn hand geklemd als ik uitstap. De drukte op het perron en alle geluiden en kleuren van de grote stad overvallen me. Koud en kwetsbaar vlucht ik huiswaarts.